Vrijdag 8 november 2019, Het Dordrechts Museum
Het lijkt zo eenvoudig. Je drukt op een schakelaar en je hebt licht om te zien, te werken of te lezen. Maar goede verlichting is maatwerk. Daarom organiseerden de Nationale Monumentenorganisatie (NMo) en Stichting Het Nederlandse Interieur (SHNI) op 8 november in het Dordrechts Museum een studiedag over het verlichten van historische in- en exterieurs, die door ruim negentig deskundigen werd bijgewoond.
Naast eigentijdse toepassingen als ledlampen werd tijdens de studiedag ook stilgestaan bij hoe het vroeger was. Keynote speaker Lisa White, tot haar pensionering adviseur van het National Trust dat in het Verenigd Koninkrijk talloze monumenten beheert, ging uitgebreid in op hulpmiddelen als spiegels en reflecterende verfkleuren die in vorige eeuwen zijn gebruikt om in het donker beter te kunnen zien. ‘Onze voorouders hadden het niet gemakkelijk. Zij moesten het doen met kaarslicht en het licht dat het haardvuur gaf’, vertelde zij. ‘Kleding had niet voor niets weerkaatsende versiering. En dat gouden randje op het kop en schoteltje… Gewoon een hulpmiddel om het in het donker beter te kunnen zien’.
De tweede inleider was Rob van Beek, restauratiearchitect bij de sectie Monumenten en Kunst van het Rijksvastgoedbedrijf. ‘De diversiteit aan monumenten die het Rijksvastgoedbedrijf beheert, vraagt om specifieke kennis’, hield hij zijn toehoorders voor. ‘En om innovatieve en duurzame toepassingen, ook bij verlichting. Zo gebruikt het RVB in kroonluchters een speciaal ontwikkeld ledlampje’.
Van Beek geldt als een vooraanstaand deskundige in Europa als het gaat om het aanlichten van monumentale ruimten of historische objecten. Zo ontwierp hij samen met externe partijen het recent gerealiseerde lichtplan voor het praalgraf van Willem van Oranje in de Nieuwe Kerk in Delft. ‘Licht heeft grote invloed op hoe je een ruimte beleeft’, stelde hij. ‘In een museale woning moet het licht bijdragen aan de tijdsperiode die de bezoeker wordt geacht te ervaren. Maar de monumentale ruimten die het RVB beheert, bijvoorbeeld paleizen, ministeries of rechtbanken, hebben ook een werkfunctie. Daar vraagt verlichting om slimme, andere oplossingen’.
‘In een historische kroonluchter wil je lampjes gebruiken die de lichtsterkte en kleurtemperatuur van kaarsen hebben’, vervolgde Van Beek. ‘Maar wil je goed kunnen lezen, dan zou je in zo’n kroonluchter 50 gloeilampen moeten draaien. Je moet dus zoeken naar aanvullende alternatieven. Bijvoorbeeld ledstrips of -spotjes die, onopvallend geplaatst, zorgen voor voldoende licht’.
‘Om de kleurtemperatuur van echt kaarslicht in monumentale ruimten te krijgen, heeft het RVB samen met het bedrijfsleven een speciaal LED-lampje ontwikkeld’, vertelde Van Beek. ‘Dit wordt sinds het verbod op de gloeilamp toegepast. Deze ontwikkeling is overigens in Europa niet onopgemerkt gebleven. Ook in paleizen in Potsdam en Lissabon wordt het lampje inmiddels gebruikt.’
Spreker Hans Kattemölle van het bedrijf New Urban View ging in op het verlichten van het exterieur van monumenten. ‘Het aanlichten van monumenten kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verhogen van de beleving,’ begon Hans zijn lezing. Met een reeks voorbeelden uit Amersfoort, Amsterdam en Middelburg toonde hij zijn visie op een lichtontwerp voor historische gebouwen. Ook ging hij in op de financiële haalbaarheid van dergelijke projecten.
Na een zeer goed verzorgde lunch werd het programma vervolgd met drie lezingen die ingingen op verschillende concepten voor verlichting van historische huizen. Ida Stamhuis van de Menkemaborg nam het publiek mee in de verlichtingsgeschiedenis van deze achttiende-eeuwse buitenplaats. ‘Dit soort zaken documenteer je niet,’ vertelde zij. Toch kon zij laten zien hoe de Menkemaborg in het verleden met verlichting omging. Waar voorheen halogeen spotjes in de ruimte werden geplaatst om museale objecten uit te lichten, kent dit historische huis nu een uitgekiend verlichtingsplan met ledspots. Deze hedendaagse verlichtingsbronnen zijn voor de bezoeker onzichtbaar weggewerkt. Eén maal per drie jaar krijgen bezoekers de kans om het huis verlicht te zien door historische lichtbronnen, op de Kaarslichtavond.
Wyke Sybesma van Huis Van Gijn vertelde hoe zij gedurende de afgelopen vijf jaar het historisch lichtconcept in dit negentiende-eeuwse huis hebben hersteld. ‘Het is altijd weer kiezen of je objecten mooi wilt uitlichten of dat je de situatie van rond 1900 zo dicht mogelijk wilt benaderen.’ Huis Van Gijn koos voor het laatste en Wyke toonde ook met welke praktische zaken men als conservator dan te maken krijgt. ‘Het belangrijkste is nog wel om de verwachting van de bezoeker bij binnenkomst bij te stellen,’ betoogde Sybesma. Het gaat dus ook voor een deel om de educatie omtrent licht.
De laatste lezing van de dag werd gegeven door Valentijn Carbo van Vereniging Hendrick de Keyser. Als men zoveel bezit uit zoveel verschillende periodes heeft, kan er bijna geen sprake zijn van één allesomvattend lichtconcept, zei Carbo. Per categorie huizen wordt dan ook steeds gezocht naar het meest passende lichtbeeld. Bij jongere huizen, zoals de twintigste-eeuwse huizen van Gerrit Rietveld en Sybold van Ravensteyn, worden er dus andere keuzes gemaakt dan bij oudere huizen. ‘Bij het plaatsen van gekleurde spots trekken we een lijn,’ vertelde Carbo terwijl hij beelden toonde van een evenement op één van hun verhuurlocaties. In andere huizen, zoals in de Monument en Bed-locaties, wordt dan weer gezocht naar een evenwicht tussen historisch wonen met moderne luxe. Dat levert bijzondere combinaties op, zoals een hedendaagse design lamp in het historische interieur van Huis Bonck in Hoorn.
Tijdens de discussie passeerde veel licht-gerelateerde onderwerpen de revue. Vragen waar zoal op werd ingegaan waren: Moet je oude kroonluchters nu wel of niet willen elektrificeren? Hoe kijken verzekeraars naar het veranderen van de verlichting en wat zien zij als risico’s? Wat kunnen kleur- en interieurspecialisten van deze dag meenemen in hun onderzoeks- en adviespraktijk? De dag werd besloten met de vertoning van de film Das Licht des Königs – met dank aan Käthe Klappenbach van Stiftung Preußische Schlösser und Gärten – en een bezoek aan Huis Van Gijn. Voor de borrel werd het gezelschap ontvangen in Het Dordts Patriciërshuis. Aan het einde van de dag kregen de deelnemers – met dank aan de leverancier QoQ Light – het “RVB-ledlampje” mee. ‘Ik ga het gelijk uittesten!’, riep een van hen de organisatie bij het afscheid toe.
De Nationale Monumentenorganisatie en Stichting Het Nederlandse Interieur zijn de sponsoren zeer dankbaar. Zonder de bijdragen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Provincie Zuid-Holland, Gemeente Dordrecht en Het Dordts Patriciërshuis was het niet mogelijk geweest deze dag te organiseren.
Dit verslag is tot stand gekomen in samenwerking met Jos Jochemsen (Rijksvastgoedbedrijf).